Ik wil terug naar de geschiedenis van het vak componist in relatie tot de (een) muzikale praktijk. Het ‘beroep’ componist is pas een honderd of honderdvijftig jaar oud. Afkomstig van een veel breder begrip van musicus dat uiteraard al veel ouder is. Van musici (denk aan bijvoorbeeld de troubadours of trouveres in de middeleeuwen) werd ooit verlangd dat ze –met hun specifieke muzikale kennis- verhalen vertelden. Ze fungeerden als dorpsomroeper en kunstenaar tegelijk, zou je kunnen zeggen. Muziek maken behelsde teksten schrijven/parafraseren, muziek maken (of ‘lenen’ en veranderen) en dat in relatie brengen –transformeren- tot een publiek die dat willen horen.
Onze opvatting van het beroep componist is het resultaat van een eeuwen durende arbeidsstratificatie waarin arbeid steeds specialistischer is geworden en iedereen een alsmaar kleiner deel van een bepaald ‘ambacht’ beheerst. Zo hebben we nu componisten die niet per se praktisch actief hoeven te zijn (want er zijn speciaal opgeleide musici die dat doen), zich niet hoeven te bekommeren om de communicatie rondom hun werk (voor het organiseren van de ‘interne’ communicatie als het maken van partituren en partijen tot de ‘externe’ factoren als het publiceren, marketen van muziek zijn professionals beschikbaar). Afijn, ik hoef jou dit niet verder uit te leggen maar wil wel nog verwijzen naar het voorbeeld van Wolfgang Rihm die zichzelf niet in staat achte vóórdat de partituur van zijn nieuwe opera Dionysus gereed zou zijn ook maar iets over zijn nieuwe geesteskind te zeggen. De componist heeft zich volledig in zijn artistieke bastion teruggetrokken, bekommert zich niet om de musici die zijn muziek moeten spelen, evenmin over een regisseur die een ‘concept’ moet ontwikkelen en al helemaal niet over de communicatie met een publiek die uiteindelijk het kunstwerk ‘voltooien’ door ernaar te luisteren.
Deze situatie is afkomstig uit de Romantiek waarin de kunstenaar steeds meer als genie, als eenzame pionier in het ontdekken van nog ongehoorde, ongeziene kunst wordt beschouwt. Vanzelfsprekend zijn Beethoven en –iets later- Wagner daar sprekende voorbeelden van. De componist krijgt in dat merkwaardige tijdsgewricht de statuur die wij tot op de dag van vandaag cultiveren als een ideaal: losgezongen van de realiteit van alledag, volstrekt toegewijd aan het nastreven van zijn eigen creatieve hersenspinsels die hij –in zijn eigen idioom of stijl- wereldkundig wil maken.
Lange tijd heeft deze situatie bestaan en heeft de componist zich deze status laten aanleunen. Zelfs met het ontwikkelen van een volstrekt rationele muzikale taal als het serialisme is deze status onaantastbaar gebleven. En pas nu, nu er nauwelijks nog publiek te vinden is voor nieuw gecomponeerde muziek (de concertzalen hebben zich in de afgelopen 150 jaar in toenemende mate gericht op het presenteren van bekende, beproefde oude muziek als uiting van het historicisme dat onze maatschappij sinds de negentiende eeuw beheerst), nu begint de zaak te kantelen.
Er is nauwelijks publiek (niet ingewijd of opgeleid) nog dat deelneemt aan het discours wat dientengevolge nog volledig wordt overgelaten aan professionals. Om erachter te komen wat muzikaal valide is, moet het publiek zich eindeloze tekstuele uitleg door experts laten welgevallen. Anders zit men in de concertzaal of het operahuis met louter vraagtekens in de ogen.
Het is deze situatie –de van de realiteit losgezongen componist in een Umwelt die hem niet begrijpt en inmiddels ook niet meer wil begrijpen- die naar mijn idee niet langer houdbaar is. Muziek werkt pas wanneer er naar geluisterd wordt, wanneer zij wordt ‘ontvangen’. En dus moet er muziek gecomponeerd, gespeeld worden die opnieuw die relatie met een publiek (hoe klein ook!) formuleert. En dus moet de componist opnieuw op zoek naar middelen om dat te doen. Naar mijn idee is het woord ‘contact’ hier op zijn plek: om kunst te maken moet je communiceren, om te communiceren moet je contact maken. Dus: in plaats van je als componist (maar ook als beeldend kunstenaar, theatermaker of choreograaf) moet je allereerst contact (willen) maken. En dit is een taak die je niet aan anderen kunt overlaten: de cirkel van belangstellenden in jouw muziek heeft de componist als middelpunt: wanneer hij faalt, is er niets dat nog echt kan slagen.
Vanzelfsprekend zal de componist zijn metier niet moeten weggooien of zijn artistieke noodzaak ‘vergeten’: zijn ambacht, kennis en zijn persoonlijkheid moeten leidend blijven in zijn werk. Alleen de relatie die hij heeft tot zijn omgeving (zijn publiek, maar ook zijn uitvoerders, zijn medewerkers) staat ter discussie. En daarmee dus ook de rol die de componist heeft. In de projecten van Yo! Opera zijn we steeds bezig met het opnieuw formuleren van de relatie tussen componist, librettist, regisseur en vooral publiek. Omdat we denken dat deze relatie cruciaal is voor het welslagen van een stuk muziek of opera. En daarom trachten we het bewustzijn van de componisten waarmee we werken te verruimen: zoek het contact! Het is wat flauw –toegegeven- maar Bach stopte zijn artisticiteit ook niet onder stoelen of banken in het componeren van zijn wekelijkse cantate voor de kerk waar hij werkte. En toch zorgde hij ervoor dat deze mensen –gelovigen zonder al te veel muzikaal-technische bagage- zijn werk begrepen én konden meezingen.
Lees meer:
No comments:
Post a Comment